BEOLINGUS
Dictionary - TU Chemnitz

 English  German

shrivelled; shriveled [Am.] verschrumpelt; faltig; hutzelig {adj}

nuts; nads; balls; bollocks; cobblers [Br.]; cojones [Am.] [slang] (testicles) [listen] [listen] [listen] Eier {pl}; Nüsse {pl}; Klöten {pl} [Norddt.] [slang] (Hoden) [listen]

shriveled balls Schrumpelklöten [Norddt.]

to shrivel austrocknen; verwelken {vi}

shrivelling; shriveling [Am.] austrocknend; verwelkend

shrivelled; shriveled [Am.] ausgetrocknet; verwelkt

to shrivel runzlig werden {vi}

shrivelling; shriveling runzlig werdend

shrivelled; shriveled runzlig geworden

to shrivel schrumpfen; zusammenschrumpfen; schrumpeln [ugs.] {vi}

shrivelling; shriveling schrumpfend; zusammenschrumpfend; schrumpelnd

shrivelled; shriveled geschrumpft; zusammengeschrumpft; geschrumpelt

he/she/it shrivels er/sie/es schrumpft; er/sie/es schrumpelt

I/he/she/it shrivelled ich/er/sie schrumpfte; ich/er/sie/es schrumpelte

he/she/it has/had shrivelled er/sie/es ist/war geschrumpft

to shrivel [fig.] (Sorgen) verfliegen {vi}

shrivelling; shriveling [Am.] verfliegend

shrivelled; shriveled [Am.] verflogen