BEOLINGUS
Dictionary - TU Chemnitz

 German  English

verblassen; verwelken; verblühen; verklingen {vi} to fade [listen]

verblassend; verwelkend; verblühend; verklingend fading [listen]

verblasst; verwelkt; verblüht; verklungen faded [listen]

verblasst; verwelkt; verblüht; verklingt fades

verblasste; verwelkte; verblühte; verklang faded [listen]

verblühen; welken; verwelken; verdorren {vi} [bot.] to wither; to become withered [listen]

verblühend; welkend; verwelkend; verdorrend withering; becoming withered

verblüht; gewelkt; verwelkt; verdorrt withered; become withered

verblüht; welkt; verwelkt; verdorrt withers

verblühte; welkte; verwelkte; verdorrte withered

welken; verwelken {vi} (Pflanze) [bot.] to wilt; to fade; to become flaccid (plant) [listen]

welkend; verwelkend wilting; fading; becoming flaccid [listen]

gewelkt; verwelkt wilted; faded; become flaccid [listen]

welkt; verwelkt wilts; fades

welkte; verwelkte wilted; faded [listen]

austrocknen; verwelken {vi} to shrivel

austrocknend; verwelkend shrivelling; shriveling [Am.]

ausgetrocknet; verwelkt shrivelled; shriveled [Am.]

Verblühen {n}; Verwelken {n}; Welken {n}; Verdorren {n} (von etw.) [bot.] withering of sth.

Verdorren der Baumkrone withering of tree from the top